Van al onze bezittingen waren we tijdens onze asielprocedure het meest gehecht aan de cassetterecorder. We hadden hem gekregen van de docente Nederlands van mijn moeder en we hadden één cassettebandje wat we erop grijs hebben gedraaid. Er stonden liedjes van Hakhverdian op, een maatschappijkritische singer-songwriter en één van de populairste zangers van Armenië. Zijn nummers gingen bijvoorbeeld over hoe hij en een hond zich ’s nachts over een waterput buigen en een gesprek voeren met de maan over hun bestaansstijd, of over hoe een mensenkudde door een mist van onwetendheid gestrikt wordt voor een levenslang slaafs bestaan, of over de Armeense hoofdstad Yerevan waar mensen ooit als mensen leefden. Verder stonden er op het bandje traditionele Armeense volksliederen van Komitas, en een duet in het Armeens van Charles Aznavour en zijn dochter. Nog steeds ken ik elke kraak en piep van dat bandje uit mijn hoofd.
De cassetterecorder had een tweeledige functie. Naast zijn diensten als muzikale navelstreng met ons thuisland opereerde hij ook als drager van audioboodschappen. Wij stuurden namelijk met regelmaat brieven naar onze familie in Armenië en mijn ouders lieten mij en mijn zusje vaak een boodschap inspreken op een bandje en stuurden die dan mee met de rest van de correspondentie. Dan gingen we voor de recorder zetten, drukten PLAY en REC tegelijkertijd in en vertelden over Nederland. Over dat er geen bergen zijn en dat iedereen een fiets heeft, over de andere bewoners van het AZC, over dat we onze familie heel erg misten. Soms lieten we horen hoe Nederlandse woorden klinken.
Later, toen we ons te oud achtten voor deze opnamesessies, registreerde de cassetterecorder de stem van iemand anders: de beste vriend en zowel naam- als stadgenoot van mijn vader, Raphaël. Hij was een geboren verhalenverteller en vertelde fantastische anekdotes die zich afspeelden in onze geboortestad Kirovakan. Deze waren zo goed dat mijn vader op een gegeven moment de cassetterecorder paraat is gaan houden als ze bij elkaar kwamen. Raphaël rolde dan vaak zijn sigaretten en vertelde ondertussen zijn hilarische verhalen voor een publiek van vrienden.
De dochters van Raphaël waren onze vriendinnen Julia en Natasja. Als onze ouders bij elkaar zaten, waren wij vaak buiten aan het spelen. Soms kwamen we binnen en troffen onze ouders rollend van het lachen aan terwijl Raphaël midden in een verhaal zat. Ik kan me bijvoorbeeld herinneren dat hij vertelde over hoe een vriend van hem een keer geen geld had gehad voor fatsoenlijke drank en na het drinken van medicinale spiritus met knikkende knieën, een groen gezicht en een oncontroleerbaar trillende kaak had geprobeerd te doen alsof er niks aan de hand was. De imitatie act van Raphaël was zo grappig dat we wilden aanschuiven om meer te horen, maar we werden naar bed gestuurd. De volgende dag ontdekten we dat mijn vader de sessie had opgenomen en we speelden het bandje af, ons verbeeldend dat we deel uitmaakten van de grote-mensen-gezelligheid.
Mijn eerste herinnering aan zo’n sessie, waarbij onze ouders bij elkaar zaten, is heel anders. We waren net een week of twee in Nederland en we waren samen met het gezin van Raphaël overgeplaats van het opvangcentrum in Arnhem naar de stacaravans van een AZC in Nijeveen. We waren met Julia en Natasja buiten tikkertje aan het spelen toen ik onze stacaravan in kwam voor een glas water. Mijn ouders zaten binnen, samen met Raphaël, zijn vrouw, en twee andere Armeniërs. Niemand lachte. Niemand vertelde een verhaal. Iedereen staarde voor zich uit en luisterde naar de stem van een Armeense zanger, die uit de cassetterecorder klonk:
Ik sluit één voor één de deuren en sla de pagina’s van mijn leven om,
De pagina’s van licht bewaar ik in mijn hart, de rest geef ik aan de wind
En ik vertrek, vaarwel!
Terwijl ik water dronk, luisterde ik naar de rest van het lied, waarin de zanger afscheid neemt van alles: zijn jeugd, zijn vrienden, zijn geliefde, zijn stad, zijn dromen, zijn verwachtingen, de glimlach of de spot op bekende gezichten, het idiote spel dat hij niet meer wil spelen…Omdat de sfeer zo droevig was, dacht ik dat het nummer over de dood ging.
“Gaat dit lied over iemand die doodgaat?” vroeg ik.
Er volgde een stilte en daarna een aantal diepe zuchten.
“Nee,” antwoordde mijn vader.
En na een pauze:
“Over iemand die zijn land verlaat.”