Voordat mijn familie van het berglandschap van Armenië naar de lage vlaktes van Nederland emigreerde, was ik één keer buiten de landsgrenzen van Armenië geweest, toen we mijn achteroom in de Krim (toen nog in Oekraïne) gingen opzoeken. Het was de eerste keer dat ik de zee zag. Nog steeds voelt gebergte voor mij instinctef aan als thuis en associeer ik de zee met het exotische. Hoe dan ook, in onze beleving was toen de Krim, net als andere voormalige-Sovjetunie-oorden, niet echt het buitenland. Wat wij bedoelden met Het Buitenland was de onwerkelijke wereld die we kenden van een paar Hollywood films en een aantal videoclips. Mijn favoriet was Calling Elvis van Dire Straits. Ik heb deze clip in die tijd zo vaak gezien, dat ik nog steeds elke shot kan dromen.
Mijn zusje en ik hadden, samen met de rest van de familie en de buren, nog een raampje naar Het Buitenland: een OTTO-catalogus, meegenomen door een neef van mijn vader uit Europa. Nieuwsgierig bladerden we erdoor alsof het een document betrof uit een andere realiteit. De OTTO werd door ons kinderen weleens meegenomen naar de boomhut van ons buurmeisje, waar we aandachtig en gefascineerd de speelgoedrubriek bestudeerden, zowel de speelgoedartikelen als de kindmodellen. Daarna zetten we de catalogus weer terug op zijn plek, pakten we onze bal en onze springtouw, en gingen naar buiten waar we tevreden en zorgeloos speelden tot de avondval.
We hadden toen nooit gedacht dat die andere werkelijkheid, Het Buitenland, dé werkelijkheid zou worden waar we ons zouden bevinden. Nu zitten mijn zusje en ik, door omstandigheden die we niet goed begrijpen, en na een heleboel belevenissen en perikelen, met onze ouders in Arnhem in een opvangcentrum voor vluchtelingen en willen we het liefst terug naar de werkelijkheid van die boomhut. We voelen ons ontheemd, we missen onze familie en onze stad. Gelukkig hebben we twee vriendinnen hier met wie we kunnen communiceren en spelen, de Armeense zusjes Julia en Natasja. Met z’n vieren lopen we door het opvangcentrum, op zoek naar bezigheden. Op een afgelegen hoek in het gebouw stuiten we op een geïmproviseerde schommel – een buis die met twee dikke touwen bevestigd is aan het plafond. We weten niet welke genie dit heeft bedacht, maar we zijn er in ieder geval heel dankbaar voor. Terwijl we ons om de beurt uitleven op ons nieuwe speeltuig, worden we ontdekt door onze ouders, die het ons verbieden om weer op die gammele schommel te klauteren.
Een paar dagen later lopen we ons dagelijkse rondje, op zoek naar avontuur en activiteit, en ontdekken we een geheimzinnige deur, ergens op een benedenverdieping. Hij gaat een beetje moeilijk open, maar als we hem eenmaal geopend hebben, blijven we verstijfd staan, met open monden, grote ogen en razende hartkloppingen. We wrijven in onze ogen om er zeker van te zijn dat het geen fata morgana is. Maar het is echt de werkelijkheid, we staan voor een grote kamer BARSTENSVOL met speelgoed. Meer dan we ooit in ons leven hebben gezien. Knuffelbeesten, barbiepoppen, vliegtuigjes zoals in de videoclip van Dire Straits, legoblokken….Al het speelgoed, dat ik heb gezien in de OTTO, staat hier voor mijn neus. Het is net alsof we een schat hebben ontdekt in een magische grot.
‘Voor wie is dit allemaal?’ vraagt Julia, terwijl ze naar adem hapt.
‘Misschien is het een welkomstgeschenk voor ons?’ fluistert haar zus.
‘Wat als we morgen overgeplaatst worden en nooit de kans krijgen om hiermee te spelen?’ stamelt mijn zusje.
‘Dat zou echt zielig zijn voor de lieve mensen, die dit gergeld hebben voor ons,’ zeg ik.
Zonder verder iets tegen elkaar te zeggen, stormen we naar binnen en nemen we mee wat onze armen kunnen dragen. We rennen naar boven, naar onze speelhoek met de schommel, en storten onze buit op een hoop. We hebben uitsluitend knuffels buitgemaakt, waarschijnlijk omdat die het makkelijkst in grote volumes te verplaatsen waren. We bekijken ze één voor één, verrukt en verheugd. Mijn favoriet is een superchattige zachtroze kleine zeehond. Nadat we alle knuffels bewonderd hebben, werpen we een blik op de schommel, en een nieuw spel wordt geboren. We maken een berg van de knuffels, klimmen op de schommel, en nadat we genoeg vaart hebben verzameld, springen we ervan af en laten we ons vallen op de zachte knuffelberg. Om de beurt. Als het weer mijn beurt is en ik hoogmoedig hoog op de schommel zit, bereid ik me voor op mijn wollige landing, maar in plaats daarvan schiet de buis uit de lus van het touw en val ik keihard op mijn rug op de vloer. Het is zo te horen een heel grappig gezicht, want de andere drie beginnen te schaterlachen. Ik hoor ze wel, maar zie ze niet, want voor mijn ogen is het zwart.
Als ik blijf liggen, vraagt Natasja, de oudste, enigszins bezorgd:
‘Ta? Gaat het?’
Ik wil wat zeggen, maar het lukt niet. Ik blijf roerloos en sprakeloos liggen, de paniek slaat roerig en luid bij ze toe.
‘Shit, ze kan niet opstaan, wat moeten we doen?’
‘We moeten iemand gaan halen! Misschien moet ze wel naar de dokter ofzo.’
‘Ja, en al die knuffels dan?’
Ik hoor paniekerig heen-en-weer geren, en ik realiseer me dat ze de schat weer terug gaan brengen naar de magische grot.
Ik til mijn arm op en zwaai driftg om hun aandacht te trekken.
‘Waaaaaaacht!’ probeer ik zo hard mogelijk te roepen. Ze blijven staan en werpen een blik in mijn richting.
‘De zeehond,’ kerm ik, ‘red de zeehond.’
Het is dankzij die reddingsactie dat de roze zeehond 23 jaar later nog steeds in ons bezit is.
heerlijk weer om te lezen
LikeGeliked door 1 persoon
heerlijk weer om dat te horen
LikeLike