De moerbeiboom

Het is lente 1994. We wonen al een tijdje in het AZC in Utrecht. Samen met mijn ouders delen mijn zusje en ik een bescheiden kamer in het gebouw van een voormalig militair hospitaal. We wonen er met 450 andere asielzoekers uit 32 landen en er is eigenlijk maar één iemand die ik niet mag: Tural. Hij is een man met een norse snor en een trotse blik. Telkens als ik hem zie in de gangen, ren ik weg. Mijn angst en afkeer voor deze man hebben te maken met een simpel gegeven: Tural komt uit Azerbeijan, een land waarmee mijn vaderland Armenië in oorlog is. Ik heb veel over zijn volk gehoord (alleen slechte dingen), maar nooit een Azeri in het echt gezien, tot nu.

Tural’s kamer is in dezelfde gang als die van mijn vriendin Lin uit China. Samen met Susan uit Congo en Roja uit Iran is zij één van de beste vriendinnen van mij en mijn zusje. We hebben een geweldige tijd met elkaar. We gaan samen naar school, we eten samen in de eetzaal van het AZC en we spelen samen met de andere kinderen op het terrein. We vragen niet naar de oorlogen in elkaars thuisland, niet naar elkaars religie. We spelen gewoon. Het favoriete plekje van onze vriendinnengroep is de boom met roze bloesem. Als die in bloei staat, vormt het een sprookjesachtig oord om te spelen en te chillen.

Al een aantal dagen gaan mijn zusje en ik niet naar buiten met de andere kinderen, omdat we elke dag in de muziekruimte hard aan het oefenen zijn voor een optreden. Er is een concert georganiseerd in de Pniëlkerk, waar bewoners van het AZC hun muzikale kundes ten gehore zullen brengen. Mijn zusje en ik gaan piano spelen, mijn vader accordeon. Een blinde mevrouw uit de buurt heeft haar accordeon cadeau gedaan aan mijn vader, nadat ze hem tijdens een bijeenkomst had horen spelen op een geleend instrument. Een buitengewoon hartroerend gebaar. ‘Ze is het licht in haar ogen verloren, maar niet in haar hart,’ zal de oude predikant over haar zeggen tijdens het concert.

Mijn zusje en ik hebben net gespeeld en nemen het applaus in ontvangst, als ik Tural zie zitten in het publiek. Ik kijk snel weg en zoek mijn moeder om naast haar te gaan zitten. Ze wenkt ons met een trotse glimlach. Mijn vader wordt aangekondigd door de oude predikant, een ongekend zachtaardige man met een beverige stem. Mijn vader pakt zijn accordeon en vult de ruimte met melodieën uit de hele wereld. Als hij Fayruz speelt, gaan de Irakezen uit hun dak. Daarna volgt de rest: Bosniërs, Iraniërs, Afghanen, Somaliërs, Nederlanders. Iedereen is in feeststemming. Hij sluit af met een melancholisch Azerbeijaans nummer, Tut ağacı, de moerbeiboom. Terwijl mijn vader aan het spelen is, fladderen mijn gedachten naar de moerbeiboom bij ons huis in Armenië. De boom die niemands eigendom was, maar toebehoorde aan alle kinderen uit de buurt. Een gezellig nest, een schaduwrijk toevluchtsoord, een vruchtrijke vesting. Menig spel is verzonnen bij die boom, menig geheim gedeeld, menige ruzie gevochten en weer goedgemaakt. Ik vraag me af of mijn nichtjes daar aan het spelen zullen zijn morgen, als mijn zusje en ik met Lin, Roja en Susan onder de roze boom zitten. Ik vraag me af of ze ons net zoveel missen als wij hen.

Mijn vader is klaar met spelen. Hij buigt, ontvangt een hartelijk applaus en gaat zitten. Nog voordat de oude predikant het woord weer neemt, komt opeens Tural het podium op. In gebrekkig Nederlands spreekt hij het publiek aan:

‘Mijn naam is Tural, ik kom uit Azerbeijan. Ik ben gevlucht voor oorlog in mijn land, voor de oorlog tussen Armenie en Azerbeijan.’ Hij laat een stilte vallen en haalt diep adem. ‘Raphaël speelt vanavond muziek uit mijn land, hij bewijst….’ Zijn stem breekt. ‘De vijand is weg, er is alleen vriendelijkheid, menselijkheid en broederschap. Dankjewel Raphaël!’

Het publiek klapt geëmotioneerd. Dan loopt mijn vader naar Tural toe en de twee mannen omhelzen elkaar. De hele zaal staat op en barst nu los in een daverend applaus en gejuich. Voor het eerst kijk ik goed naar Tural. Hij heeft dezelfde ogen als mijn lievelingsoom, de broer van mijn vader.

-terug naar homepage-

Eén reactie op “De moerbeiboom”

  1. Wat een mooie en bijzondere belevenis! En wat heb je dat mooi beschreven!
    Ik ben Tonny van Beijeren en spreek je vader regelmatig als hij accordeon speelt in de Herenhof.

    Like

Plaats een reactie